[ Home | Vorige | Volgende ]

Stel je gooit duizend keer met een dobbelsteen, en er vallen 200 enen, 140 tweeën, 180 drieën, 150 vieren, 140 vijven en 190 zessen:

dobbel = c(200, 140, 180, 150, 140, 190)

Is dat een valse dobbelsteen? Welnu, de nulhypothese is dat de dobbelsteen zuiver is, en dan zijn de kansen op elk aantal ogen 1/6:

kansen0 = c(1/6, 1/6, 1/6, 1/6, 1/6, 1/6)

Als deze nulhypothese waar is, dan verwacht je de volgende uitkomsten in 1000 worpen:

verwachting = 1000 * kansen0
verwachting
## [1] 166.6667 166.6667 166.6667 166.6667 166.6667 166.6667

Hoever ligt de geobserveerde data nu af van deze verwachting?

dobbel - verwachting
## [1]  33.33333 -26.66667  13.33333 -16.66667 -26.66667  23.33333

Dat zijn natuurlijk zowel positieve als negatieve waarden. Net als bij het “met de hand” berekenen van de standaarddeviatie, berekenen we nu een totale kwadratische afwijking:

sum((dobbel-verwachting)^2/verwachting)
## [1] 21.2

Dit getal nu is de \(\chi^2\). Met 5 vrijheidsgraden (het aantal mogelijke worpen min 1), verwacht je meestal een \(\chi^2\) in de buurt van 5. De geobserveerde \(\chi^2\) is heel wat groter. Significant groter? Dan moet je dus weten de kans om met een zuivere dobbelsteen een \(\chi^2\) van 21.2 of meer aan te treffen, kleiner is dan 0.05 of niet. Hier is de toets:

chisq.test (dobbel, p = kansen0)
## 
##  Chi-squared test for given probabilities
## 
## data:  dobbel
## X-squared = 21.2, df = 5, p-value = 0.0007425

Ja, de p-waarde is veel kleiner dan 0.05, dus de geobserveerde data zijn heel onwaarschijnlijk onder de nulhypothese, die je dus kunt verwerpen. Ofwel: we kunnen concluderen dat de dobbelsteen niet zuiver is.

[ Home | Vorige | Volgende ]